Andreas Boom

In mijn vroege jeugd heb ik enkele ‘eenheidservaringen’ gehad waarbij ik spontaan een onstoffelijke wereld heb beleefd. Toen ik een jaar of 10 was verbleef ik tijdens de zomervakantie met mijn ouders, broers en zus in een kleine houten bungalow in het bos, een ‘boshuisje’ zoals wij het noemden. Het was ergens op de Peel, in Noord-Brabant. Omdat ik nogal avontuurlijk was ingesteld ben ik op een mooie warme dag rond het middaguur op verkenning gegaan. Al snel was het huisje uit het zicht verdwenen en liep ik over een zacht verend tapijt van dennennaalden tussen de kaarsrechte stammen van hoge naaldbomen. Er hing een heerlijke geur van hars en honing en tussen de dichte ondergroei van paarse wilgenroosjes en gele melkdistels zoemden bijen en fladderden witte en blauwe vlinders. Plotseling stond ik aan de rand van het bos en voor mij strekten zich landerijen uit met velden goudgele tarwe en donkergroene mais, trillend en golvend in de warme lucht. Er was niemand te bekennen. Komend uit het schaduwrijke bos werd ik overspoeld door zonlicht. Ver aan de horizon stond een donkere bomenrij en daarboven hingen grote opbollende stapelwolken. Ineens ging dat hele gevoel, dat hele tafereel, ja mijn hele ziel over in een alomvattend, alles doordringend glanzend en lichtend leven dat geen grenzen leek te kennen, in ruimte noch in tijd. Ik was alles en altijd en overal. Diepe rust en opwindende extase waren op een wonderlijke manier dansend met elkaar verbonden. Er bestond geen tijd meer, alles was in eeuwige en onvergankelijke zekerheid aanwezig. Maar deze zekerheid was tevens onzekerheid, want niets leek vast te liggen en alles was in voortdurende verandering. Onvergankelijke vergankelijkheid. Elke ruimtelijke beperking verdween toen deze ervaring zich steeds verder uitbreidde en alle objecten, alle lotgevallen en gebeurtenissen in verleden, heden en toekomst in zich opnam, hen zegenend en uitnodigend tot de dans der verandering. Het visioen groeide uit tot een panorama van de oneindige diepten van alle uiterlijke en innerlijke, lichte en donkere werelden. Alle gebeurtenissen waren aanwezig, de blijde, goede en verheven daden der mensheid, maar ook de donkere, slechte en demonische. Ik voelde hun levende presentie en ik wist dat ik er een deel van was zoals zij een deel van mij waren. Alles was verenigd in een goedheid die ‘goed’ en ‘slecht’ oversteeg. Op de een of andere manier leek ook het slechte tot deze hogere goedheid te behoren waardoor het geen angst meer inboezemde en zijn vermogen om pijn te doen en te kwetsen had verloren. Er was totaal geen antipathie. Ik zwom in een zee van lichtende ether die alles omvatte, doordrong en in leven hield. Toen verdronk ook ik er in en alles was Hetzelfde.

Bovengenoemde ervaring heeft mijn verdere leven getekend. Hoewel mijn dagelijkse werkzaamheden in de scheepvaart en later in de ICT nou niet direct een spirituele context vormden ben ik me wel altijd bewust geweest van een overal aanwezige en alles doordringende ‘geestelijke’ dieptedimensie’. Via studie en innerlijke verdieping heb ik geprobeerd om tot een dieper bewustzijn van deze realiteit te komen die zo anders is dan wat we met onze zintuigen kunnen beleven maar die toch de grondslag van dat alles is als een bron van oorspronkelijkheid, zingeving en wordingspotentie. De vruchten van deze zoektocht heb ik in mijn boeken en artikelen proberen te verwoorden.