Jezus: Voorbeeld of voorganger?

Volgens de christelijke leer heeft aan het begin van onze jaartelling het goddelijke Zoonswezen zich als de Christus met de mens Jezus verbonden tot Christus-Jezus. Jezus heeft vervolgens als ‘Christusdrager’ drie jaar op aarde geleefd. Uiteindelijk is Hij ‘aan het kruis gestorven en weer opgestaan na drie dagen’. Dit alles was noodzakelijk om de mensheid te verlossen uit zijn ‘zondige’ gebondenheid aan een bestaan in de stof.

Betrof het hier een éénmalige historische gebeurtenis met een verlossende impact op allen die daarin ‘geloven’ willen of gaat het om een symbolische (archetypische) beschrijving van een gnostiek proces dat ieder mens, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan wordt, in zichzelf kan voltrekken? Is de ‘verlossing’ het mensheids-omvattende resultaat van een concreet goddelijk ingrijpen ruim 2000 jaar geleden of gaat het hier om een immer aanwezige mogelijkheid tot individuele zelfverlossing: een mogelijkheid die alleen maar ontdekt hoeft te worden en waarop door Jezus gewezen werd?

Oftewel: was Jezus de voorganger die als de goddelijke Christus onze verlossing in principe voor ons voltrokken heeft of was Hij een voorbeeld voor hen die zichzelf in navolging van Hem willen verlossen?

Het idee van de verlossing heeft twee aspecten: een macrokosmisch (universeel) en een microkosmisch (individueel) aspect.

Het eerste aspect betreft de ‘verlossing der materie’. In dit geval is de macrokosmische daad van Christus niet slechts een ‘voorbeeld’ of een ‘specimen’ van wat een mens door zelfverlossing kan bereiken. Het betreft hier niet in de eerste plaats een verlossingsbeeld ter navolging, maar een concrete goddelijke ingreep in de wereldconfiguratie die de geaardheid van de materie veranderde. Zonder deze ingreep zou de gnostieke zelfverlossing of zelfinwijding überhaupt niet mogelijk zijn. De toestand van de materie zou dit niet toelaten. Christus-Jezus was daarom méér dan een ‘voorbeeld’, Hij was de ‘voorganger’ of ‘wegvoorbereider’ voor allen die ná Hem het pad der verlossing willen gaan. Hij baande met wat Hij deed letterlijk de weg die mensen vervolgens zelfverlossend kunnen gaan. Zonder het door Christus-Jezus voltrokken ‘Mysterie van Golgotha’ zou dit pad er gewoonweg niet zijn. Het wereldhistorische, in de natuur ingrijpende ‘Mysterie van Golgotha’ (avondmaal, kruisdood en opstanding) was noodzakelijk om de ‘steen der stoffelijkheid’ voor het graf van de mensheid weg te rollen. Deze ‘sluitsteen’ staat voor de specifieke hoedanigheid van de materie die in staat was om de toegang tot de Geest geheel te barricaderen. Ten tijde van het Mysterie van Golgotha was de stoffelijke materie door voortgaande ontgeestelijking zodanig verhard geraakt dat deze de mens geheel van de Geest kon afsluiten zodat deze in volledige geestelijke duisternis moest leven.  De in deze materiële substantie, waaruit ook zijn fysieke lichaam opgebouwd was, opgesloten innerlijke mens kon zich daardoor op eigen kracht, zonder goddelijke hulp, niet meer tot de Geest wenden. Hierdoor dreigde de ‘Ommekeer der Opstanding’ een onmogelijkheid te worden.

Het ‘Mysterie van Golgotha’ verbrak de doodskracht van de materie en schiep zo de basis voor een nieuwe, uit de doodsmacht van de stof verheven, lichamelijke constitutie. Om deze vergeestelijking van het lichaam mogelijk te maken moest eerst de fysieke stof getransformeerd worden. Het wereldomspannende alchemische proces van deze verandering werd in gang gezet door het Mysterie van Golgotha. Zo werd de mogelijkheid tot zelfverlossing met de aarde-mensheid verbonden. De mensen zijn door Christus-Jezus dus indirect verlost uit hun stoffelijke kerker. De Opstanding is door Hem weer mogelijk geworden maar deze mogelijkheid zal door de mensen zelf aangegrepen moeten worden. Zij zijn namelijk geschapen met een vrije wil, met het vermogen tot een vrije keuze.

Het tweede aspect is dan de daadwerkelijke ‘zelfverlossing’. Jezus, de Christusdrager, richtte het bewustzijn van zijn leerlingen op de methodiek van zelfverlossing. Hij liet deze methode zien door in verbinding met de microkosmische, individuele kracht van de Christusimpuls, zélf deze weg te gaan. Hij toonde hoe de geestkern, de ‘Ik-Ben’ uit zijn doodsslaap kon worden opgewekt en tot geest-ziel kon uitgroeien. Hij sprak: ‘De Ik-Ben is de Weg tot Waarheid en Leven’. Zo werd hij zelf het voorbeeld door exemplarisch de weg te gaan die Hij tegelijkertijd in macrokosmische zin voor de gehele mensheid baande.

Wat Christus-Jezus macrokosmisch (in goddelijke zin) voltrok was planetair-kosmisch van omvang, op de evolutionaire tijdslijn culminerend in het Mysterie van Golgotha. Parallel hieraan voltrok zich in de mens Jezus het microkosmische proces van de zelf-verlossing. De macrokosmische weg die de ‘God-mens’ Christus-Jezus met godskracht baande was de voorwaarde tot de microkosmische weg der zelf-realisatie die Jezus met menskracht baande. Daarom is Christus-Jezus de goddelijke voorganger en Jezus het menselijke voorbeeld.

Het traditionele christendom richt zich vooral op de macrokosmische weg van de verlossende universele godsopenbaring. De gnostiek richt zich meer op de microkosmische weg van de individuele godswording door zelf-verlossing. In de esoterische christologie zoals die van Rudolf Steiner worden beide aspecten, het universele en het individuele, met elkaar verbonden. Het vanuit een door geestelijke intuïtie vernieuwd denken leren begrijpen van het macrokosmische ‘Mysterie van Golgotha’ is volgens Steiner de geëigende microkosmische weg tot zelfverlossing.

© 2024 Andreas Boom https://ommekeer-nu.nl/

  • 6 maart 2024