Wanneer je bent als niets, ben je al wat bestaat

“In alles, in alle mensen is de totaliteit, de volledigheid van het leven aanwezig… Met volledigheid bedoel ik dat men bevrijd is van bewustzijn, vrij van het individuele. Die volledigheid die in alle dingen aanwezig is, is niet onderhevig aan vooruitgang: ze is absoluut. Iedere inspanning dat te verwerven is zinloos, maar als je je kunt realiseren dat Waarheid, dat geluk in alle dingen aanwezig is en dat de realisatie van die Waarheid uitsluitend berust op het uitbannen van het zinloze, dan is daar een inzicht dat buiten alle tijd staat. Iets negatiefs is dat niet. De meeste mensen zijn bang niets te zullen zijn. Zich inspannen, dat noemen ze positief en die inspanning noemen ze daarom deugd. Maar als er sprake is van inspanning, dan is dat geen deugd. Deugd vereist niet de minste inspanning.
Wanneer je bent als niets, ben je al wat bestaat – en dat niet door vergroting, door verheffing of verheerlijking, niet door het accentueren van het ‘ik’ en van de persoonlijkheid, maar door onafgebroken dat bewustzijn op te lossen dat de schepper is van macht, van begeerte, naijver, bezitterige zorgzaamheid, ijdelheid, angst en hartstocht. Door onophoudelijke bundeling van je aandacht word je je ten volle bewust en daarmee bevrijd je geest en hart en beleef je een harmonie, die ongespleten volledigheid is.”

(uit een toespraak die Jiddu Krishnamuri in 1931 in Londen hield. Mary Luteyns, De levensweg van Krishnamurti)

  • 6 maart 2017