Technologie in dienst van het ‘zelf’

Deze ‘firewall’ is echter méér dan een scherm tussen het ‘zelf’ en de werkelijkheid. Hij is het ‘zelf’ dat is opgebouwd uit (reacties op) ervaringen uit het verleden, gedachtenstructuren, beelden, voorstellingen, ideologieën – dat alles ‘vastgehouden’ in een web van persoonlijke en collectieve sympathieën en antipathieën. Ook de technologie, die in vrijwel alle gevallen in dienst staat van het ‘zelf’, levert een bijdrage aan dit scherm. De elektronische netwerken waarbinnen omvangrijke kennis- en datastructuren worden ingeweefd vormen in toenemende mate de tuigage van dit scherm. Via het fenomeen van smartphones en tablets (‘personal devices’ in ‘social media’) getuigt het ‘elektronische’ scherm van zijn affiniteit met het ‘zelf’, een affiniteit die steeds verder lijkt uit te groeien tot een wereld die bevolkt wordt door ‘techno-mensheid’. Elk ‘zelf’ wil een wereld worden en tracht dit onder andere te verwezenlijken door middel van gepersonaliseerde technologie die op steeds meer plaatsen aanwezig is en ingrijpt.

Maar er van uitgaande dat dit artificiële scherm – ook al groeit het uit tot een volledige wereld waarin het ‘zelf’ zich oppermachtig waant vóór een feitelijke werkelijkheid staat – wat staat er dan aan deze zijde van de ‘firewall’, achter de rug van het ‘zelf’ dat vooruit staart in de richting van de ‘virtual reality’ waar het zich mee identificeert?

Dat kan niets anders zijn dan een werkelijk ‘zelf’, de geestelijke individualiteit van de mens, zijn Leegte-bewustzijn, datgene waarin hij ‘volkomen alleen’ is en waar niets anders dan hijzelf in kan doordringen: het ‘Ik Ben’. Door het bewust-zijn van dit werkelijke zelf als zijnde de ‘waarnemer’ die doorheen het scherm een vertekening van de werkelijkheid ziet valt dit scherm weg aangezien dit bewust-zijn kenbaar maakt dat er helemaal geen scherm is aangezien ‘werkelijk zelf’ en ‘wereld-kosmos-werkelijkheid’ één en hetzelfde zijn. In dit ‘bewust-zijn’ dat alertheid is (‘weest waakzaam’), treedt, zoals Rudolf Steiner het beschrijft ‘het geestelijke in de mens weer in verbinding met het geestelijke in de kosmos. Steiner waarschuwt echter voor uit de werkelijkheid gevallen wezens die het scherm tot hun wereld willen maken teneinde zich de meest omvangrijke intellectualiteit eigen te maken door deze als het ware in zich op te zuigen. Het ‘zelf’ zoals zich dat belichaamt in het ‘scherm’ is een gemakkelijke prooi voor deze wezens die het als spinnen in een web naar zich toe lokken met de belofte van permanentie, eeuwige gelukzaligheid, oneindige groei en onbeperkte macht over de wereld. Voor zulke wezens zal de mens echter nooit meer dan een slaaf zijn die moet arbeiden om zonder onderbreking intellectualiteit voor hen te verzamelen. Daartoe proberen deze wezens (krachten) zij zich via de technologie met het ‘zelf’ van de mensen te integreren zodat ze hem ‘van binnen uit’ als hun werktuig kunnen aansturen. Als dat gebeurt wonen, willen en denken (gevoel hebben zijn niet) deze wezens in de mens. De mens zal dan al zijn vrijheid verloren hebben, zelfs die van een ‘eigen’ denken en willen (zijn gevoel zal gedood zijn) – hij zou als werkelijke mens verdwenen zijn.

De ware mens, Ik Ben, zal zulke wezens weliswaar altijd uit handen blijven – maar zou de mens zich onder hun invloed nog kennen als ‘Ik Ben’? Zou hij nog zelf-bewust kunnen zijn?