Geestelijke oerbeelden

Aan de blauwe hemel verschijnen wolken. Deze wolken lossen weer op en de blauwe hemel verschijnt weer. Is er door de aanwezigheid van de inmiddels weer opgeloste wolken ook maar iets aan de eigenschappen van de blauwe, lege hemel veranderd? Het antwoord lijkt te zijn: nee, de tijdelijke aanwezigheid van de wolk heeft niets aan de hemel veranderd. Alleen eigenschappen kunnen immers veranderen. Maar heeft de lege blauwe hemel wel eigenschappen? Nee, zullen we geneigd zijn te zeggen: de hemel is leeg en heeft dus geen eigenschappen. Daarom is er in de lege hemel niets dat veranderen kan. De lege hemel is eeuwig onveranderbaar. Toch heeft de lege hemel een eigenschap, namelijk het vermogen om iets te kunnen manifesteren. Het kunnen laten ontstaan van wolken is immers een eigenschap van de lege hemel. Zonder die eigenschap zouden er nooit wolken kunnen ontstaan. De lege hemel is, ook al bevat deze geen gevormde wolken, dus helemaal niet leeg. Hij bevat het vermogen, de capaciteit, om wolken zich te kunnen laten vormen. Dit vermogen, deze capaciteit, is in geestelijke zin de zuivere idee, het principe van de ‘wolk’. De lege hemel is niet ‘leeg’ maar ‘gevuld’ met ‘wolkenvormende capaciteit’. De onjuiste opvatting dat de onbewolkte hemel ‘leeg’ zou zijn is een gevolg van het onvermogen om het ‘wolkvormende’, nog niet tot wolken gevormde, principe waar te kunnen nemen. Dit principe is een vermogen, een potentie. Zouden we echter zintuigen hebben waarmee we de hemel-vullende aanwezigheid van het nog niet als wolkenvorm gemanifesteerde principe ‘wolk’ zouden kunnen waarnemen, dan zouden we de hemel niet als ‘leeg’ kwalificeren. Naar analogie van de wolken-vormende potentie van de ‘lege’ hemel kunnen we zeggen: het vermogen om een ‘reïncarnerende reeks van persoonlijkheden’ in verschijning te doen treden is een principieel vermogen dat in de ‘geestelijke atmosfeer’ aanwezig is. Zonder die eigenschap van deze ‘geestelijke atmosfeer’ zouden er geen geïncarneerde personen in verschijning kunnen treden. Een dergelijke principiële potentie van de ‘geestelijke atmosfeer’ om een specifieke inhoud op een specifieke wijze vorm te doen aannemen noemt Rudolf Steiner een ‘oerbeeld’. Het ‘vermogen om een persoonlijkheidsreeks te kunnen manifesteren’ is een dergelijk ‘oerbeeld’Het generieke oerbeeld van het vermogen om ‘een persoonlijkheidsreeks te kunnen manifesteren’ kan zichzelf echter vermenigvuldigen (specialiseren) in talloze vermogens ‘om een specifieke persoonlijkheidsreeks te manifesteren’. Die afzonderlijke specialisaties van het éne oerbeeld vormen de geestelijke wezenheden van menselijke individualiteiten. Omdat de individualiteit (geestwezen) van elk mens een specialisatie is van dit ene oerbeeld kan elke menselijke individualiteit zich manifesteren als een reeks van persoonlijkheden, zij het op een voor die mens geldende unieke wijze, welke bepaald wordt door omstandigheden zoal het karma van die mens.

... zo komt het iemand die zijn geestesoog leert gebruiken voor, alsof hij omgeven is door een nieuwe wereld, een wereld van levende gedachten of geestelijke wezens. In deze wereld kunnen allereerst de geestelijke oerbeelden van alle dingen en wezens worden waargenomen, die voorkomen in de stoffelijke wereld en in die van de ziel. Men denke zich in hoe het portret dat een schilder wil maken, geestelijk in  hem aanwezig is voordat hij het op het doek brengt. Dan heeft men een idee van wat met de uitdrukking oerbeeld bedoeld wordt.

... fysieke voorwerpen en wezens zijn afbeeldingen van deze oerbeelden.

In de geestelijk wereld verkeert alles in voortdurende beweeglijke activiteit, in een toestand van onafgebroken scheppende werkzaamheid. [...] Want de oerbeelden zijn scheppende wezens. Ze zijn de ontwerpers van alles wat bestaat in de stoffelijke wereld en in de wereld van de ziel. Hun vormen wisselen snel en in ieder oerbeeld ligt de mogelijkheid om ontelbare speciale gestalten aan te nemen.

[Rudolf Steiner, Theosofie]

Volgens Steiner behoren bepaalde ‘oerbeelden’ tot een hogere klasse dan de andere oerbeelden. Hij noemt deze de ‘doelstellingen’. Zij vormen als het ware de drijvende kracht achter de eerdergenoemde ‘vormscheppende’ oerbeelden. Deze ‘doelstellingen’ vormen de inhoud van de ‘spirituele intelligentie’. Deze intelligentie is de drijfveer, we zouden kunnen zeggen het ‘karakter’ van het Universum als Wezen. Hier wordt het Universum voortdurend ‘uitgedacht’. Deze ‘oerbeelden’ zijn als het ware de ‘geestgedachten’ welke de ‘motieven’ (ideeën) leveren voor de scheppende activiteit van de hieraan ondergeschikte ‘vormscheppende oerbeelden’. Ook het oerbeeld dat ten grondslag ligt aan het vermogen van de menselijke individualiteit om zich in de vorm van een incarnatiestroom te manifesteren is de uitvoerder van de ‘geestgedachte’ van een dergelijk hoger gerangschikt oerbeeld, dat het doel van dit vermogen van de menselijke individualiteit omvat. In dit doel ligt ook de ontwikkelingsmogelijkheid besloten, bijvoorbeeld de intentie dat het (kunnen) vormen van een incarnatiereeks een tijdelijk vermogen is dat zal overgaan in een ander vermogen.

Als levende kiemen bevinden zich de oerbeelden hier, bereid om elke willekeurige vorm van gedachten-wezen aan te nemen.

De ideeën waarmee de menselijke geest in de stoffelijke wereld scheppend optreedt zijn de weerschijn, de schaduw van deze kiem-gedachtenwezens van de hogere geestelijke wereld.

[Rudolf Steiner, Theosofie]

Het vrije handelen is niet gericht op de realisatie van persoonlijke idealen en voorstellingen. Het ontvangt zonder ‘inmenging des persoons’ door geestelijke intuïtie de ‘oerbeeld-doelstellingen’ van de geestelijke wereld. Dat is een, niet aan persoonlijke motieven gebonden,  geestelijke verbinding tussen het geestwezen (Ik-wezen) van de mens en het wezen van de spirituele intelligentie van het Universum. In de ‘Grondsteenspreuk’ klinkt dit als volgt:

Menschenseele!
 Du lebest im ruhenden Haupte,
 Das dir aus Ewigkeitsgründen
 Die Weltgedanken erschliesset:
 Übe Geist-Erschauen
 In Gedanken-Ruhe,
 Wo die ewigen Götterziele
 Welten-Wesens-Licht
 Dem eignen Ich
 Zu freiem Wollen
 Schenken;
 Und du wirst wahrhaft denken
 in Menschen-Geistes-Gründen.

Er zal ‘gedachten-rust’ heersen wanneer het conceptualiserende, met de opbouw van het zelfbeeld verbonden denken heeft opgehouden. Dan kan er een vrij willen optreden waarvan de ‘eeuwige godendoelen’ drijfveer én motief  zijn. Deze zijn dan denkend geworden in het in liefdes-intuïtie met de universele Geestgrond versmolten mensen-Ik-wezen. De mens denkt ‘wereldgedachten’, in zijn denken spreekt zich de Oorspronkelijkheid uit.

Het Universum is ‘vrij’ omdat de activiteit van het produceren van zijn scheppingsmotieven tevens zijn drijfveer is om te scheppen. Tot deze universele vrijheid is ook de mens bestemd. In het volgende hoofdstuk zullen we nader ingaan op de drijfveren en motieven van het menselijke willen.

[Volgende hoofdstuk]