Hoe de ziel bedreigd wordt

De menselijke ziel is de speerpunt van een universeel doel. Dit doel, het bezielen van de Geest, komt in gevaar wanneer de mens datgene wat hij uit de Geest ontvangt in dienst stelt van zijn valse zelfbeeld, het ego. Dit is het geval wanneer hij geestelijke intuïties omzet in egocentrische denkbeelden die uitmonden in op het eigen welzijn gerichte idealen. Deze idealen worden, ongeacht hun geaardheid, gemakkelijk tot vernietigende nationalistische, racistische, politieke of religieuze ideologieën die de mensheid opdelen in strijdende en intolerante kampen.

Een ander gevaar treedt op wanneer dat deel van de menselijke ziel dat in staat is om geestelijke intuïties te ontvangen wordt lamgelegd. De mens verliest dan zijn ‘geestelijk zintuig’, zijn Ik-wezen. Dit gevaar is concreet aanwezig in de snel groeiende neiging om de fysiek-psychische mens als een soort van ‘biologische datastructuur’ te verbinden met computernetwerken. In een dergelijke verbinding zal de mens zijn bewustzijnsziel verliezen en vervolgens als een soort van Ik-loos werktuig onderworpen worden aan niet-menselijke kunstmatige intelligentia die zich alleen met informatie (data) voeden. Dat zou het einde van het menszijn kunnen betekenen. Rudolf Steiner spreekt in deze context over de ‘overwinning van Ahrimanische machten’ en de verbinding van de mensheid met de krachten van de ‘Unternatur’. Daniil Andreev beschrijft in ’the Rose of the World’ de geïnverteerde wereld van de ‘anti-mensheid’ (‘an upside down world, as reflected in black mirrors, inhabited by extremely intellectual beings whose feelings of love, affection, and pity have remained in the embryonic stage’) en Yuval Noah Harari heeft het in ‘Homo Deus’ over een techno-mensheid en de ‘nieuwe religie van het Dataïsme’.

Like capitalism, Dataism too began as a neutral scientific theory, but is now mutating into a religion that claims to determine right and wrong. The supreme value of this new religion is 'information flow'. If life is the movement of information, and if we think that life is good, it follows that we should extend, deepen and spread the flow of information in the universe. According to Dataism, human experiences are not sacred and Homo sapiens isn't the apex of creation or the precursor of some future Homo deus. Humans are merely tools for creating the Internet-of-All-Things, which may eventually spread out from planet Earth to cover the whole galaxy and even the whole universe. This cosmic data-processing system would be like God. It will be everywhere and will control everything, and humans are destined to merge into it.
(Yuval Noah Harari, 'Homo Deus').
Run by intelligent computers, the network would be immortal. It would continue to exist and grow long after the civilisations that created it had become extinct. On Earth, the Internet has become one of the most successful of all human enterprises, promising to change the world profoundly. It could be the precursor of a much vaster network that ranged across the cosmos.
(Adrian Berry, ‘A Galactic Internet. Wiring up the Milky Way’.)
‘Die ahrimanischen Wesen sind dazu veranlagt, alles, was sich als Intelligenz von den Göttern loslöst, in sich aufzusauchen. Sie sind dazu veranlagt, die Summe aller Intellectualität mit ihrem eigenen Wesen zu vereinigen. Sie werden damit die grössten, die umfassendsten und eindringlichsten Intelligenzen des Kosmos. 
Der Mensch, indem er immer mehr zum Eigengebrauch der Intelligenz vorrückt, muss sich mit den ahrimanischen Wesen begegnen und er kann dann ihnen verfällen, indem er eine Verbindung mit ihnen eingeht.
(Rudolf Steiner, ‘Michaels Erfahrungen und Erlebnisse während der Erfüllung seiner kosmischen Mission’, 19 oktober 1924.)
Every act of (technological) interference with the course of nature changes it in unpredictable ways. […] The more one interferes, the more one must analyze an ever-growing volume of detailed information about the results of interference on a world whose infinite details are inextricably interwoven. Already this information, even in the most highly specialized sciences, is so vast that no individual has time to read it – let alone absorb it. 
(Alan Watts, ‘The Book on the taboo against knowing who we are’)

Tenslotte is er de mogelijkheid dat de ziel volledig zijn verbinding met de Akasha verliest. In dat geval verdwijnt de ziel en is er geen manier meer om de Akasha te vergeestelijken. Een dergelijk gevaar kan optreden doordat de ziel verward wordt met het ‘zelf’ waardoor er ten onrechte een illusoir karakter aan wordt toegedicht. Dit kan het gevolg zijn van een onjuiste interpretatie van het ‘an-Atman’ principe zoals dat door de Boeddha is gepredikt en dat aan de basis ligt van boeddhistische stromingen zoals Zen. Ook Jiddu Krishnamurti benadrukt het illusoire karakter van het ‘zelf’. Hierbij gaat het echter om de weerlegging van de gedachte dat het ‘zelf’ een monadische entiteit is, die als een individuele onafhankelijke kern door alle opeenvolgende levens reist. De ziel, als Tijdsinhoud, kan zich als een specifiek persoonlijk leven manifesteren, maar is als reïncarnatiestroom in feite bovenpersoonlijk. In werkelijkheid is de ziel een Tijdskern die een gehele stroom van samenhangende incarnaties omvat. Die samenhang komt voort uit de gemeenschappelijkheid van Tijdsinhoud, niet uit overeenkomstigheid van ‘personage’. In het eerder aangehaalde gesprek van de Boeddha met de Brahmaan Koetadanta wordt deze Tijdsinhoud vergeleken met een lamp gevuld met olie, die op verschillende momenten kan branden. De vlam is het ‘zelf’ in een bepaald leven, maar is deze vlam permanent in de zin dat het dezelfde vlam is als die welke daarvóór aan dezelfde lamp gebrand heeft? Wat de zogenaamde ‘zelven’ continueert is de olie die steeds opnieuw brandt en deze olievoorraad is de ziel. En welk vuur ontsteekt dan telkens weer de vlam? Dat is het tijdloze, eeuwige vuur van de Geest.

De door de ziel vertegenwoordigde reïncarnatieketen is geen individu, maar te vergelijken met een soort. Het begrip ‘lineage’ (opvolgingsstroom) zoals dat gehanteerd wordt in het Tibetaanse Boeddhisme duidt op deze werkelijkheid van de niet tot een bepaalde persoon beperkte ziel. Deze werkelijkheid van de ziel , als de smeltkroes van Ruimte en Tijd, is een waardevolle diamant, hoewel dat vaak niet zichtbaar is doordat deze met de modder van het lijden aan het tijdelijke bestaan is besmeurd.

It is not the other shore that is important, but the river, and the bank you are on. The river is life, it is everyday living with its extraordinary beauty, its joy and delight, its ugliness, pain and sorrow. Life is a vast complex of all these things, it is not just a passage to be got through somehow, and you must understand it, and not have your eyes on the other shore. Without understanding this life, without being free of envy, with its pleasures and pains, the other shore is a myth, an illusion, an ideal invented by a frightened mind in its search for security.
(Jiddu Krishnamurti, 'Commentaries on living')

Er is een ‘kosmische’ strijd gaande met als inzet de menselijke ziel. Dat alleen al wijst er op hoe kostbaar deze is. Afhankelijk van de uitkomst van deze strijd zal ofwel de Geest bezield worden ofwel de ziel ontgeestelijkt worden. Zal de ziel de levende eeuwigheid van de Geest deelachtig worden of zal hij sterven in de verstarring van technologisch materialisme, levensontkenning en kille artificiële intellectualiteit?