Incarnatie en Karma

Hoe ontstaat de golvende beweging van de individualiteit die tot uitdrukking komt in ‘opeenvolgende persoonlijkheden?’ Wanneer we het beeld van het golvende wateroppervlak gebruiken, dan zijn het de kracht en de richting van de luchtstroom die over het water gaat welke een bepaalde golfbeweging teweeg brengen. Wiskundig gesproken is een golf (sinusoïde) de projectie op een plat vlak van een punt dat langs een cirkel beweegt. In het Tibetaans boeddhisme bestaat een vergelijkbaar beeld in de vorm van het ‘wiel van samsara’ ofwel het ‘levenswiel’. Dat wiel wordt rondgewenteld door drie energieën die zich in de naaf van dat wiel bevinden. Deze worden afgebeeld als een haan, een slang en een varken. Zij symboliseren hebzucht, onwetendheid en haat. Dit zijn de drie neigingen die voortkomen uit de begeerte naar ‘bestendiging’ van het persoonlijke zelf. Zij worden ook wel ‘de drie vergiften’ genoemd omdat ze het mensenwezen ketenen aan een niet-eindigende cyclus van levens waarin ontevredenheid en lijden ervaren moeten worden. Deze drie krachten bewerkstelligen de golfbeweging waardoor het continuüm van de individualiteit ‘personen’ manifesteert. Zij zijn vergelijkbaar met de wind over het water. Het Bardo Thödol spreekt over ‘de stormwind van het Karma’. Zoals in de wiskunde de golfbeweging een projectie is van een beweging die uitgevoerd wordt langs de omtrek van een cirkel, zo is de ‘persoonlijkheid’ een projectie van het draaiende ‘levenswiel’ op het vlak van de tijd. Het golven van de tijdloze individualiteit is een manifestatie die wordt opgewekt door de met het instandhouden van de persoonlijkeheid gemoeide energieën, welke tijd zijn. Vasthouden, in stand houden is tijd, of beter gezegd: lineair geprojecteerde tijd. De ‘persoon’ is voortdurend toekomstgericht bezig. Hij beschouwt het heden als een middel om de toekomst te bereiken. De ‘persoon’ projecteert idealen die opgebouwd zijn uit opgedane ervaringen en indrukken op de toekomst. In de tijd van elkaar gescheiden ‘verleden’ en ‘toekomst’ met een ergens daartussen liggend ongrijpbaar ‘heden’ is een psychologische illusie. Het ‘levenswiel’ is ‘in zichzelf besloten Tijd’. Het is in zijn totaliteit ‘heden’ of beter gezegd: ‘Nu’. Alles wat zich binnen het ‘levenswiel’ bevindt is er ‘tegelijkertijd’ als een inhoud die altijd ‘Nu’ is. Wanneer deze inhoud wordt geprojecteerd of ‘uitgerold’ op het oppervlak van een lineair tijdsconcept ontstaat de illusie van een ‘door de tijd heenlopende’ golf: de door één (en zelfs meerdere) ‘levens’ trekkende persoonlijkheid.

Dasjenige Wesen im Menschen, welches von einem Bewusstsein, das mit-umfasst die Zeit zwischen Tod und neuer Geburt, umfasst wird, wollen wir 'die Individualität' des Menschen nennen; und dieses Bewusstsein, das also fortwährend unterbrochen wird durch das Persönlichkeitsbewusstsein, wollen wir das 'individuelle Bewusstsein nennen, im Gegensatz zum 'Einzelpersönlichkeits-bewusstsein'. So sehen wir Karma wirksam in Bezug auf die Individualität des Menschen.
[Die Offenbarungen des Karma, p.26]

De mens is zich onder normale omstandigheden niet van zijn werkelijke individualiteit bewust; deze is onderbewust achter het persoonlijkheidsbewustzijn aanwezig. Steiner beschrijft hoe de werkelijke individualiteit als ‘Ik-wezen’ (niet te verwarren met het ‘ik-gevoel’ van het persoonlijke ‘zelf’) vanuit het onderbewuste als een actief-zijn werkt op een wijze die bepalend is voor de levensomstandigheden en lotswerkingen die een bepaald mensenleven kenmerken. Deze ‘oorzakelijkheid vanuit het onderbewuste’ is de karmische inwerking. Deze treedt niet op vanuit het leven van de huidige ‘persoon’ maar vanuit de levens van ‘voorafgaande’ (en zelfs volgende ‘personen’). Dat optreden vindt niet plaats door rechtstreeks vanuit die vroegere en volgende ‘personen’ werkende oorzaken, maar indirect via de individualiteit die immers al deze ‘personen’ omvat, in zekere in hun werkelijkheid is. Karma is een via de individualiteit werkende persoonlijke oorzakelijkheid. Juist omdat de persoon zijn werkelijkheid vindt in het feit dat deze een uitdrukking van de individualiteit is, kan deze door zijn verrichtingen een reële kracht ontwikkelen die als Karma voortwerkt. Uit zichzelf zou de ‘persoon’ niets kunnen. Alleen het werkelijke heeft werkingskracht. “Los van Mij hebt gij geen kracht om iets te doen.” [Joh. 15]. Een dergelijke vanuit de persoonlijke manifestaties van de individualiteit opgebouwde karmische werking zouden we het ‘persoons-karma’ kunnen noemen. Dit komt niet voort uit één persoonlijk leven, maar de gehele reeks van persoonlijke levens. Steiner geeft aan dat er behalve dit ‘persoons-karma’ nog andere karmische configuraties zijn, zoals het karma van een specifieke groep of familie en het karma van een geheel volk. Het totale karma van een mens is dus opgebouwd uit meerdere lagen.

We zouden het ook zo kunnen zien: de geestelijke individualiteit (het continuüm) vormt een raakvlak met de karmische inhoud. Dat wil zeggen: het tijdloze beroert het aan tijd gebondene, het ‘eeuwige Nu’ raakt aan wat ‘in de tijd ligt’. Op dit raakvlak ontstaat een golvende beweging, zoals wanneer de wind over een wateroppervlakte strijkt. Deze beweging is een gevolg van wrijving. Incarnatie is de uitdrukking van deze beweging, want incarnatie wil zeggen dat het tijdloze de tijd binnentreedt. Karma is eigenlijk niets anders dan het psychologische aspect van ‘tijd’.  Met elke incarnatie is een bepaalde ‘persoon’ verbonden als zijnde het ‘toneel’ waarop het tijdloze een mengproces heeft aangegaan met wat in de tijd is gelegen. Zoals windsterkte en windrichting van invloed zijn op de vorm, bewegingsrichting en de hoogte van de golven, zo is de geaardheid van de karmische laag van invloed op de vorming van de persoonlijkheid. De inhoud van de verschillende niveau’s waaruit het karma is samengesteld is bepalend voor het ‘aangeboren karakter’ van de betreffende persoon en voor het karakteristieke patroon van zijn levensloop. De karma’s bepalen op deze wijze de geboorte van een mens als een bepaalde persoon, binnen een bepaalde erfelijkheidsstroom of volk. De persoon en zijn leven zijn het resultaat van het raken (mengen) van persoonsoverstijgende individualiteit (continuüm) en karma (tijd). De individualiteit die op deze wijze in de tijd een reeks van persoonlijke levens voortbrengt raakt tijdloos, dat wil zeggen ‘in zijn geheel, in één tijdloos moment’ aan de sfeer van het karma. Daarom werkt het karma niet rechtsreeks van de ene persoonmanifestatie op de volgende, maar doet dat via de individualiteit. Karmische oorzaak en karmisch gevolg liggen niet binnen dezelfde tijdsstroom. De individualiteit werkt in de opeenvolgende tijdsstromen (‘levens’) als de centrale karmische oorzakelijkheid. Daarom is voor het binnen de persoon begrensde bewustzijn de oorzakelijkheid van zijn karma, de herkomst van de voor zijn leven zo karakteristieke en vaak terugkerende lotgevallen en confrontaties, onbereikbaar. Bovenpersoonlijke kennis van de individualiteit leidt tot inzich in het karma; omgekeerd leidt inzicht in het karma tot kennis van de ware individualiteit, het bovenpersoonlijke continuüm dat zich karmisch in de persoon manifesteert. Zonder karma is er geen (re-)incarnatie; karma is de drijfveer en vormende kracht achter elke incarnatie.

Het werkelijke mensenwezen, de ware individualiteit, is een zichzelf dragende geestelijke entiteit. Het woord ‘wezen’ betekent ‘een zijnde’. Dit ‘zijnde’ is ‘geestelijke activiteit’, een voortdurende zichzelf-scheppend-zijn.  In zijn boek ‘De Filosofie der Vrijheid’ vormt Steiner aan de hand van het bewustzijn dat wij kunnen krijgen van onze eigen denk-activiteit een begrip van deze ‘in-zichzelf-gegronde geestelijke realiteit’ . In de aard der zaak is dit begrip deze realiteit zelf. Op het moment dat het ons lukt om ‘er bewust bij te zijn’ wanneer het denken zich voltrekt, ‘denken wij als het ware het denken’, waardoor er sprake is van een in zichzelf besloten éénheid van ‘bewust waarnemen van wat zich voltrekt’ en ‘bewust voltrekken van wat zich laat waarnemen’. Zodoende grijpen wij in dit ‘denkend waarnemen van ons eigen denken’ ons geestelijk wezen. Het begrip dat wij hebben zijn wij. Wij hebben, zoals Steiner het formuleert, een bewuste intuïtie met ons eigen zijn. Wij zijn dan de kennis die we hebben van ons zijn. Wij ‘grijpen’ ons in zichzelf besloten geestelijk wezen op een zodanige wijze dat daar niets anders tussen kan komen en geen andere voorwaarde voor nodig is dan wijzelf. Wij zijn zelf-gedragen onvergankelijkheid.

[Volgende hoofdstuk]