Kop of munt
Illusie is de gedachte dat het gevormde, het conceptuele, een ingeboren werkelijkheid, ‘zelf-natuur’ heeft. Ook het concept van onze individualiteit als ‘zelf-bestaand’ wezen is illusie. Alleen het niet-geconcipieerde, het ongevormde, heeft ‘zelf-natuur’. Onze werkelijke zelf-natuur is niet het conceptuele ‘zelf’, het door het denken gevormde zelfbeeld , maar is het ongevormde, het a-conceptuele. ‘Zelf-natuur’ is geen object en daarom is het ‘werkelijke zelf’ géén object. Objecten met een inherente vastheid of gelijkblijvendheid behoren tot het illusoire. Dit illusoire is, wanneer het op de juiste wijze onder ogen wordt gezien, echter toch een ‘werkelijkheid’. Als illusie zijn de objecten namelijk geen bedrog maar de ‘zelf-natuur’ die zich als illusie manifesteert. Alleen in die zin kan er gesproken worden van een ‘bestaan’ van de dingen alsmede ook van ons ‘zelf’. Zij bestaan als illusie.
Het wonderlijke van illusies is dat datgene wat ze koestert ‘zelf’ ook een illusie is! Datgene wat illusies voortbrengt is illusie omdat zijn ware aard, zijn ware gezicht, bedekt wordt door deze voortgebrachte illusies. We kunnen dus zowel beweren dat er ‘eerst’ een illusoir ‘zelf’ is dat illusies koestert, als dat er ‘eerst’ illusies zijn die door hun verduisterende werking de illusie van een ‘illusies voortbrengend zelf’ veroorzaken. Deze paradox is er het teken van dat beide uitersten ‘hetzelfde’ zijn, als de twee zijden van een munt. Er is geen causaal verband tussen beide; zij hangen samen doordat zij beide een aspect zijn van ‘zelf-natuur’ die zich polariseert, dat wil zeggen zich voordoet als een ‘uitrekking’, een ‘zich uitstrekken’ en daardoor uiteengaan van Tijdruimte in tijd en ruimte. Dit proces is manifestatie van de in zichzelf vormloze ‘zelf-natuur’. Alle werelden, vormen, gebeurtenissen, aggregaties en krachten – kortom alles wat door bewuste wezens ervaren en waargenomen kan worden, is zulke manifestatie van ‘illusie’ die niet gescheiden is van het bewuste waarnemen en ervaren ervan, zoals kop en munt niet van elkaar gescheiden zijn. Zonder manifestaties geen bewuste wezens; zonder bewuste wezens geen manifestaties. Bewustzijn en zijn inhoud zijn één. Beide zijn echter gezichten van de onveranderlijke ‘zelf-natuur’, zoals kop en munt beide afbeeldingen van één munt zijn. Deze ‘zelf-natuur’ is geen ‘bewust wezen’, niet een bewustzijn van iets. Het is een leeg vermogen om bewust te zijn. Wanneer dit vermogen zich manifesteert, zijn die manifestaties zowel bewustzijn als de inhoud daarvan, zonder dat één van beide onafhankelijk zelf-bestaan heeft. Een munt kan nooit maar één zijde hebben. Oftewel: er zijn geen vormen zonder bewustzijn van die vormen en er is geen bewustzijn zonder vormen waarvan het zich bewust is. De ‘werkelijkheid’ van zowel vormen (objecten) als bewustzijn (subjecten) is het ongevormde kenvermogen.
Denken speelt zich af tussen subjecten en objecten en is als zodanig de overbrugging van de ruimte en tijd die ‘ontstaat’ wanneer het ongevormde kenvermogen zich polariseert. Denken is als het ware de uitdrukking van het oorspronkelijke ‘hetzelfde-zijn’ van object en subject. Denken is géén ‘activiteit’ van een ‘subject’ die zich richt op een ‘object’. Die opvatting van het denken is wederom illusie. De oorsprong van het denken is het lege kenvermogen dat subject, object en denken manifesteert.
Uiteindelijk is ook het onderscheid tussen ‘illusie’ en ‘werkelijkheid’ niet-bestaand omdat het ‘iets’ suggereert dat zo’n onderscheidt maakt door zich ervan bewust te zijn. Uiteindelijk is alles is hetzelfde.