Droomwerelden

Enige tijd geleden had ik een beklemmende droom. Ik bevond met in een ruimte, het leek een theater, waar ik niet uit kon. Er was een groot beeldscherm en ik wist dat daarop een film vertoond zou gaan worden met gruwelen die ik niet onder ogen zou kunnen zien. Het zou onverdraaglijk voor me zijn om er naar te moeten kijken. Ik wilde wegvluchten. Maar er was iemand die me in een stoel duwde. Er ging een dwingende macht van dat wezen uit. Het draaide de stoel waarop ik zat zodanig dat ik wel moest kijken naar het beeldscherm. Het lukte me niet om los te komen. De film begon en het enige wat ik kon doen is om te proberen me uit de droom los te rukken. Dat lukte met moeite hoewel ik, na wakker geworden te zijn, nog steeds de kracht van dat wezen voelde die me in de droom terug probeerde te trekken. Daarom moest ik mijn uiterste best doen om niet weer in slaap te vallen, want ik wist dat ik dan naar die beelden zou moeten kijken. Ik zou in het hart van het boze moeten schouwen.

Toen moest ik aan Christus denken. Het enige wat mij uit deze aanzuiging van het boze leek los te kunnen maken was de gedachte aan Christus. Ik moest me hem zo levendig mogelijk voorstellen zoals hij was afgebeeld op ‘het Laatste Avondmaal’ van Leonardo da Vinci. Het was alsof mijn voorstelling van het gelaat van Christus tot een licht werd dat als een zwaard de kleverige band met dat duistere droomwezen kon doorsnijden zodat ik ervan loskwam.

In het licht van Christus is er niets dat gedroomd wordt. Het ontsteekt in mij het bewustzijn van een volkomen zuiver en autonoom ‘zelf’ dat, juist omdat het volkomen zichzelf is, niet in bezit genomen kan worden door de droomkrachten van andere vormen van bewustzijn. Alleen dit volkomen zichzelf-zijnde ‘Ik’ kan zich vrij door alle droomwerelden bewegen omdat het rein en waarlijk alleen is.

Misschien is de wereld waarin wij leven net als de wereld die we na de dood betreden een droom van andere wezens, goed of slecht of beide. Wanneer ik aan deze werelden participeer leef ik in een omgeving die door andere wezens – goddelijk of demonisch – in mij naar binnen wordt gedroomd. Ik besta dan slechts als deel van hún bewustzijn zodat ik moet doen en aanschouwen wat zij in mijn ziel leggen. Ik ben een onvrij wezen, zowel ten opzichte van het ‘goede’ als ten opzichte van het ‘kwade’. Aan de droomtoestanden die mijn ziel vervullen kan ik niet ontsnappen tenzij ik uit deze droom ‘wegsterf’. Dát is de gevangenschap waaruit het Christuslicht ons bevrijdt. Als dat licht onze ziel betreedt (doordat wij bewustzijn verkrijgen van de daden van Christus) maakt het onze zieleninhoud onaantastbaar voor de inwerking van externe bewustzijnsinvloeden. Christus geeft mij een ‘zelf’ dat wérkelijk mij en niets anders dan dat is. Vrijheid in Christus is vrijheid van wat goden en demonen als hun werkelijkheid in droomtoestanden uitgieten. In Christus wordt ik waar. Mijn wereld ben ik zelf. Christus schept deze wereld in mij.

  • 23 november 2022